woensdag 6 november 2024

Bijbelgesprekskring

Woensdag 2 oktober kwamen we voor het eerst dit seizoen als Bijbelgespreksgroep om 10.00 uur bijeen op de bovenverdieping van het Michaëlhuis. Het was een goed weerzien voor de ‘oude leden’ van de groep en we mochten een nieuw lid verwelkomen. Helaas misten we ook oude getrouwen. Ook u bent van harte welkom bij de bijeenkomsten van de Bijbelgespreksgroep.

Voor de eerste bijeenkomst hadden we gekozen het jaarthema van de PKN: “Als nieuw! Zien in het licht van Gods Koninkrijk”. We deden dat aan de hand van Marcus 1:1-20. En Jesaja 40: 1-11. Tijdens het gesprek kwam ook nog Maleachi 3:1 aan de orde:
“Let op, Ik zal mijn bode zenden, die voor Mij de weg zal effenen. Opeens zal Hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien, de engel van het verbond naar wie jullie verlangen. Komen zal Hij – zegt de HEER van de hemelse machten.”

Een Messiasprofetie, die we niet zo heel goed kennen, maar parallellen bleek te hebben met de eerdergenoemde Schriftgedeelten en het PKN-jaarthema: ‘Als nieuw! Leven in het licht van Gods Koninkrijk’.
De Bijbel kan heel verrassend zijn.

Op 2 oktober hebben we ook besproken hoe we verder gaan. Vooralsnog hebben we de voorgestelde data gehandhaafd, dus we hopen weer bijeen te komen op de woensdagen: 6 november, 4 december, 8 januari 2025, 5 februari, 5 maart (Aswoensdag), 2 april en 7 mei. Noteer ze in uw agenda en kom ook eens langs! De eerstvolgende keer is dus op woensdag 6 november, 10.00 uur, Bovenverdieping Michaëlhuis. Zoals eerder gezegd, u en jij bent van harte welkom!

We hebben ook gesproken waarmee we verder gaan. Gekozen is om dit seizoen verder te gaan met Marcus. Samen hopen we ons op 6 november te buigen over Marcus 2. In dat hoofdstuk gebeurt nogal wat en of we alles aan de orde kunnen krijgen? We gaan het zien. Er wordt iemand genezen, iemand wordt geroepen, iemand vindt daar iets van. Vervolgens komt het vasten aan de orde en daar vindt blijkbaar ook iemand iets van. Eigenlijk wordt steeds het gezag van Christus door iemand betwijfeld. Het hoofdstuk sluit af met het gesprek over de sabbat regels. En eindigt met vers 28: “en dus is de Mensenzoon ook heer over de sabbat.”

Misschien doet de vraag zich voor: “Waarover eigenlijk niet?” Het zou een antwoordt kunnen zijn op alle zaken waar in het voorgaande, maar ook in het heden iemand ‘ergens iets van vindt’.

Met een vriendelijke groet,
Ds. J. Stelwagen en Teunis Reedijk